Een ongeval kan een grote impact hebben op iemands leven. Het letsel kan ertoe leiden dat het dagelijks leven van een slachtoffer drastisch verandert. Gelukkig zijn er vaak aanpassingen mogelijk die een benadeelde kunnen helpen om dagelijkse activiteiten weer op te pakken.
Rb Midden-Nederland 27 oktober 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:5215
In deze zaak was een woningaanpassing noodzakelijk. Op 2 februari 2015 raakte een heel gezin betrokken bij een verkeersongeval. Met name het letsel van moeder is zeer ernstig. Zij brak meerdere wervels, liep een volledige dwarslaesie op en is blijvend rolstoelgebonden.
Op het moment van het ongeval had het gezin net een nieuwe woning gekocht. Al snel werd echter duidelijk dat het niet haalbaar was deze woning toegankelijk te maken voor een rolstoel. Om die reden werd een nieuwe woning gezocht en werd door de verzekeraar van de aansprakelijke wederpartij een voorschot van € 400.000 ter beschikking gesteld om deze aan te kopen. Deze woning is aanzienlijk duurder dan de woning van het gezin vóór het ongeval.
De vraag die partijen dan vervolgens verdeeld houdt is of het wonen in een duurder huis en de waardestijging van de bezittingen van het gezin moeten worden aangemerkt als voordeel in de zin van de wet. In artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek staat namelijk dat indien een gebeurtenis behalve schade ook voordeel heeft opgeleverd voor een benadeelde, dat voordeel, voor zover dat redelijk is, bij de vaststelling van de schade die vergoed moet worden meegenomen moet worden.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het wonen in een duurder huis op zichzelf geen voordeel oplevert. Het slachtoffer wordt daardoor tenslotte juist in staat gesteld om te leven en wonen zoals voor het ongeval. De rechtbank vindt het dan ook niet redelijk het verstrekte voorschot als voordeel op de uiteindelijke schadevergoeding in mindering te brengen.
Iets anders dan wonen in een duurdere woning is dat de eigendom van een groter, duurder huis mogelijk voordeel zou kunnen opleveren. Door de eigendom van een duurder huis neemt het vermogen immers toe. Een voordeel wordt echter pas genoten bij verkoop van het huis of door er op een andere manier financieel voordeel aan te ontlenen. Of dat zal gebeuren, wanneer dat dan zal zijn en welk bedrag daarmee dan gemoeid zal zijn, valt vooraf niet te bepalen. De prijzen van huizen (en daarmee de waarde ervan) fluctueren immers en een waardestijging of -daling is niet goed te voorspellen, en of en wanneer dat aan de orde zal zijn is ook niet op voorhand vast te stellen.
Daarom kan niet worden gezegd welk voordeel het gezin geniet of – naar redelijkerwijs valt te verwachten – zal genieten van het feit dat zij eigenaar is van een duurder huis. Verder geldt ook hier dat als een eventuele vermogensvermeerdering nu al als voordeel wordt verrekend met de schadevergoeding, dit tot gevolg heeft dat hiermee het slachtoffer alsnog in feite onmogelijk wordt gemaakt om de aangepaste woning te financieren, en dus te bewonen. Dat impliceert dan ook dat zij haar schade niet volledig vergoed krijgt. Verrekening van mogelijk voordeel door een toename van het vermogen is daarom niet redelijk bij het vaststellen van de schadevergoeding.
Het zou dan ook logischer zijn geweest als de verzekeraar van de aansprakelijke wederpartij geen voorschot had verstrekt, maar bijvoorbeeld een renteloze lening. De rechtbank oordeelt daarom dat de verzekeraar van de aansprakelijke partij inderdaad gehouden is de volledige schade te vergoeden en het mogelijk moet maken dat het slachtoffer in een aangepaste woning woont. De meerkosten en de optredende waardestijging van de bezittingen mogen in redelijkheid (nog) niet worden verrekend bij de begroting van de schade.