Als een naaste door een fout van een ander overlijdt of blijvend letsel oploopt, dan heb je sinds 2019 recht op een vergoeding voor jouw leed. Dit heet affectieschade. Je kunt die schade onder bepaalde voorwaarden verhalen op de veroorzaker van het verdriet.
Vaste bedragen
De hoogte van het bedrag is vooraf vastgesteld en ligt tussen de € 12.500 en € 20.000. De exacte hoogte is afhankelijk van de relatie met het slachtoffer, de vraag of het om een misdrijf gaat en de vraag of het slachtoffer overleden of zeer ernstig beperkt is geraakt door de fout.
In onderstaande tabel vind je een overzicht van de vaste bedragen (download in pdf):
Voor een vaste kring van personen
Ook wie recht heeft op affectieschade is in de wet bepaalt. Niet alle naasten hebben namelijk recht op een vergoeding. De regeling geldt alleen voor de directe kring van dierbaren, zoals de partner, kinderen en ouders van het slachtoffer. Broers en zussen hebben doorgaans geen recht op een vergoeding.
Over dit laatste bestaat in de rechtspraak vaak discussie. Er zijn immers uitzonderingen voor personen met een zeer nauwe persoonlijke relatie. Dit wordt door slachtoffers vaak gesteld, maar door de rechter niet snel aangenomen.
Nauwe persoonlijke relatie: de hardheidsclausule
De wetgever heeft een zogenaamde hardheidsclausule opgenomen in de wet. Deze clausule bepaalt dat ook een andere persoon als naaste wordt aangemerkt indien die persoon in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste staat dat dit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Beroepen op dit artikel zijn met name gedaan door broers en zussen. Zodra aan de (nauwe relatie) eis is voldaan, dan kom je als broer of zus namelijk ook in aanmerking voor een vergoeding van jouw leed.
Situaties waarin dit slaagde, zijn bijvoorbeeld gevallen waarin broers of zussen met het slachtoffer in gezinsverband samenleven of hebben geleefd.[1] Vaak treden rechters echter op met terughoudendheid en worden vorderingen van broers en zussen niet toegewezen.[2]
Wanneer is er sprake van ernstig en blijvend letsel?
Dit is niet het enige twistpunt in de rechtspraak. De vergoeding is bedoeld voor familie en geliefden van personen die zijn overleden of die dusdanig ernstig en blijvend letsel hebben, dat ze praktisch niet meer in staat zijn een normaal leven te leiden zodat de familieleden dagelijks worden geconfronteerd met de ingrijpende gevolgen. Over wat precies moet worden verstaan onder ernstig en blijvend letsel bestaat vaak discussie. De Hoge Raad wees hier op 30 november 2021 een uitspraak over.[3]
HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1750
In deze zaak staat een slachtoffer centraal dat door een misdrijf een ernstige schedelbreuk had opgelopen. Hij had hierdoor last van geheugenproblemen, concentratieproblemen, vermoeidheid en prikkelbaarheid. Het gerechtshof (afdeling strafrecht) oordeelde dat er weliswaar niet kon worden vastgesteld wat nu de mate van blijvende functiestoornis van het slachtoffer was – of wat de exacte invloed op het leven van het slachtoffer was –, maar dat desondanks kon worden geoordeeld dat de man recht had op een vergoeding van affectieschade. De achterliggende gedachte van het hof was onder meer dat het letsel en de gevolgen van het letsel zo ernstig waren voor het slachtoffer dat sprake was van een grote kentering of ingrijpende wijziging in zijn leven. Naar het oordeel van het hof stond voldoende vast dat het slachtoffer in dit geval voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komt.
Invloed van het letsel op het leven
De Hoge Raad vindt het oordeel van het hof echter te kort door de bocht en legt dit uit. Hij overweegt, resumerend, dat de vraag of een naaste aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade wegens ernstig en blijvend letsel van een slachtoffer in beginsel afhangt van de mate van de blijvende functiestoornis. Bij het maken van de wet heeft de wetgever daarbij als indicatie genoemd dat in geval van lichamelijk letsel bij blijvende functiestoornis van 70% of meer in ieder geval sprake is van ernstig en blijvend letsel.
Dit is echter niet de enige grond. In het bijzonder in die gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een blijvende functiestoornis van 70% of meer, kan de rechter ook anderszins de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste betrekken bij zijn beoordeling of een naaste aanspraak kan maken op een vergoeding van affectieschade.
Onderbouwing van het ernstige en blijvende karakter
Het eerdere oordeel van het hof dat in deze zaak sprake is van ernstig en blijvend letsel is, vergt volgens de Hoge Raad een betere onderbouwing. Hierbij neemt de Hoge Raad onder meer in aanmerking dat door het gerechtshof geen nadere vaststellingen zijn gedaan over de (al dan niet blijvende) aard en ernst van de geconstateerde geheugenproblemen, concentratieproblemen, vermoeidheid en prikkelbaarheid van het slachtoffer. De Hoge Raad vernietigt daarom deels het arrest van het hof en oordeelt dat het hof opnieuw naar deze kwestie zal moeten kijken.
Medische eindtoestand noodzakelijk?
Om in dit soort zaken te kunnen oordelen dat het letsel ernstig en blijvend is, zal er naar ons idee in beginsel eerst sprake moeten zijn van een (relatieve) medische eindtoestand. Dat wil zeggen de eindsituatie waarbij de klachten en beperkingen van het slachtoffer naar alle waarschijnlijkheid niet verder meer zullen afnemen. Het kan soms enkele jaren duren voordat er een medische eindtoestand is bereikt. De medische informatie over de eindtoestand van het letsel van het slachtoffer, waaruit eveneens de ernst en het blijvende karakter blijken, zal vervolgens door de betrokken strafrechter(s) moeten worden beoordeeld. Ter nadere onderbouwing zal de advocaat van het slachtoffer er goed aan doen een (onafhankelijke) medische expertise te laten verrichten. Dit maakt het voor een (straf)rechter in zo’n geval makkelijker het recht op affectieschade vast te kunnen stellen, omdat een rechter nu eenmaal niet deskundig is op medisch gebied. Daarnaast zal dan door de advocaat van het slachtoffer voldoende (onderbouwd) inzicht gegeven moeten worden over de invloed van het letsel op het leven van het slachtoffer en zijn of haar naasten.
In strafzaken is er echter doorgaans onvoldoende tijd om eerst op een medische eindtoestand van het slachtoffer te wachten. De strafprocedure leent zich daar niet voor. Slachtoffers en naasten kunnen in die gevallen beter een eventuele civiele procedure starten tegen de schadeveroorzaker.
Meer weten? Neem gerust contact met ons op.
[1] Zie bijvoorbeeld Rechtbank Rotterdam 23 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10334.
[2] Zie bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 26 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1397 of Rechtbank Amsterdam 26 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3129.
[3] ECLI:NL:HR:2021:1750, Hoge Raad, 20/02372 (rechtspraak.nl)