Op 9 juni 2022 vond te Amsterdam een aanrijding plaats tussen een 11-jarige jongen op een elektrische fiets met trapondersteuning en gashendel van het merk Ouxi V5 en een man in een bestelauto.
De automobilist stelt de ouders van de jongen aansprakelijk voor zijn schade, omdat hij vindt dat de jongen een voorrangsregel overtrad en te hard reed. Ook stelt de automobilist dat de fiets was opgevoerd tot 35 á 38 kilometer per uur. De fiets is daarmee te kwalificeren als een motorrijtuig in de zin van de Wegenverkeerswet en de fietser dus geen bijzondere bescherming toekomt.
De ouders van de 11-jarige jongen betwisten dit. Zij stellen dat de fiets niet was opgevoerd, maximaal 25 kilometer per uur reed en hun 11-jarige zoon daarom moet worden aangemerkt als een zwakke verkeersdeelnemer, die extra bescherming geniet. Daarnaast stellen de ouders dat de automobilist onvoldoende heeft geanticipeerd op de situatie bij de kruising en de onberekenbaarheid van het weggedrag van anderen, vooral kinderen.
De kantoorrechter oordeelt als volgt.
De fiets heeft een gashandel en de maximale snelheid van de fiets kan door middel van een app gewijzigd worden. Bij verkoop wordt de fiets aangeboden met de vermelding dat de snelheid tot 35 of zelf 38 kilometer per uur kan. Deze fiets met gashandel is niet toegestaan op de openbare wegen en dient gelijk te worden gesteld aan een bromfiets en is geen normale fiets.
In deze zaak is door de ouders echter informatie overgelegd waaruit volgt dat de fiets op de Nederlandse markt is gebracht met een gedeactiveerde gashandel waardoor de maximumsnelheid van deze elektrische fiets 25 kilometer per uur bedraagt. Om die reden kan het wel gezien worden als een normale fiets.
Nu niet is komen vast te staan dat de fiets op 9 juni 2022 harder kon dan 25 kilometer per uur, en de bewijslast daarvan op de automobilist rust, gaat de rechtbank uit van een normale fiets.
Met dit in het achterhoofd oordeelt de kantonrechter dat door de 11-jarige jongen inderdaad verkeersfouten zijn gemaakt. Doordat het een fietser betreft wordt echter gekeken naar de reflexwerking van artikel 185 WAM als gevolg waarvan een deel van de schade voor rekening van blijft van de automobilist. Er was immers geen sprake was van overmacht. De kantonrechter beslist vervolgens dat de automobilist voor 20% en de jongen voor 80% verantwoordelijk is voor het ongeval.
Er wordt vervolgens een billijkheidscorrectie toegepast waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat het een minderjarige fietser betrof. De ouders moeten daarom 50% van de schade vergoeden.
Voor een verdere billijkheidscorrectie bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Bij dat oordeel betrekt de kantonrechter dat de 11-jarige jongen op een elektrische fiets reed. Die fiets kon in ieder geval 25 kilometer per uur rijden. De jongen is nog heel jong en op het moment van de aanrijding reed er niemand naast hem. Dat zijn ouders in dit geval de helft van de schade moeten dragen is billijk. De ouders hebben immers een elektrische fiets voor de 11-jarige jongen gekocht en hem hebben toegestaan daarop zonder effectief toezicht aan het verkeer deel te laten nemen, terwijl zij wisten of moesten begrijpen dat het gebruik van een elektrische fiets door een kind van elf jaar aanzienlijke risico’s op verkeersongevallen met zich zou brengen.
Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:2736